maandag 25 november 2013

De Pintpakker, column 10 - december 2013 (niet verschenen in Pint Nieuws)

Het zijn treurige tijden waarin we elkaar weerzien, beste biervrienden en biervriendinnen, maar ze worden allengs beter. Onze aanstaande ex-voorzitter is weer goed ter been, vrouwen hervinden hun plek achter het aanrecht en ik heb een bockbier met smaak gedronken.

Ook de laatste loodjes legt Jeroen blijmoedig af en hij blijft zich manmoedig van zijn taak kwijten. Niemand begrijpt weliswaar nog iets van wat hij zegt, maar dat is niet erg. Wat mij verbijstert is dat de kandidaten niet allang over elkaar heen buitelen ter opvolging van wat, op de plek van Philip de Ridder na, toch de mooiste functie in Nederland-Bierland is: voorzitter van PINT. Wie gaat het worden: Nico Lammers, onze PR-man, die de afgelopen jaren meer dan wie ook heeft gedaan om de kloof tussen PINT en de rest van bierminnend Nederland te vergroten? Peter Keller, Laurens van Ulden, Theo Sas? Geen idee: nooit gezien, nooit gehoord, en waarschijnlijk bestaan ze niet eens. Sabine Schipper-Wellink? Nee, die krijgt het weer te druk in de keuken. Erwin de Cock dan? Wellicht, maar dan zou de uitnodiging voor de ALV vanaf nu, net zoals dit mooie Magazine, in onderkast 5 worden gezet en komt er vanwege de onleesbaarheid HELEMAAL niemand meer opdagen. Iemand van buiten dus.

Die van Bierburo lijkt me wel wat, die lacht zo lief. Zijn wij meteen van het probleem af een reden te bedenken om hem weer de Henri Reuchlin Award, vroeger bekend als de Gouden Pint, uit te reiken: onze voorzitter zit namelijk in de jury en zelfs voor Henri gaat het te ver deze prijs aan zichzelf toe te kennen. Of Jos Walstra, van Regio Noord: da's een man met een mening die gehoord wordt. Ik woon zelf in het zuiden van het midden des lands en ik hoor Jos regelmatig en nee, dat is niet aan de telefoon, nee. Bob Molenbroek van Regio Noord-Holland is ook een optie, alleen baart de korte termijn aldaar mij dan zorgen. De strijd om zijn opvolging zal vele malen bloederiger zijn: Bob heeft de eer op de verst doorgezaagde stoelpoten uit de geschiedenis van PINT te zitten. Theo Flissebaalje is een optie zoals ammoniak dat is. Als het maar niet die bolle blaaskaak van dat boekje met die slijter is, die man van zes miljoen uit Amsterdam. Zes miljoen kilocalorieën dan hè. Of anders Jan-Willem Fukkink, al moet hij dan wel zijn brouwerij opgeven, maar dat is eerder een zegen dan een offer. Voor ons dan, en we weten meteen zeker dat we de komende jaren met iedereen ruzie hebben en door niemand serieus zullen worden genomen, behalve als er een rekening valt te betalen voor een leuk bier-idee. Precies zoals de zaken nu liggen dus.

En dan is daar 'dinerbier', de trouvaille van Fiona de Lange. Mij was het ontgaan dat we er behoefte aan hadden - er bestaan honderden bieren, geschikt voor bij het diner. Haar creatie, een combinatie van gerstewijn, zwaar Belgisch Donker en stout - allen mooie, oud-Hollandsche bierstijlen - gaat boven alles goed bij vleesgerechten. Zeg maar dag tegen dineren met vis! En die tonen van laurier en drop van de gerstewijn - elke brouwer zou zijn gerstewijn met die smaken weggooien, maar goed, Fiona heeft het aanrecht herontdekt en dat is een goede zaak.


A propos, ik dronk dus pas een bokbier - met smààk! Het kwam uit België en deed me aan een abdijbier dubbel denken, maar potverdriedubbeltjes, daar kunnen die Nederlandse brouwers nog eens een voorbeeld aan nemen. Het was namelijk én niet zoet, én niet zuur! Geweldig genoten.

zondag 24 november 2013

De Pintpakker, column 9 - juni 2013

Het zijn treurige tijden waarin we elkaar weerzien, beste biervrienden. We hebben nog steeds dezelfde voorzitter, vrouwen bemoeien zich meer en meer met bier – maar er gloort hoop!

Nog een jaar en we mogen een nieuwe voorzitter kiezen. Hier en daar pinken Oranjeklanten een laatste traantje weg na de vlekkeloos verlopen inhuldiging van – onze! – koning Willem-Alexander. Minister presidenten komen en gaan maar de Koning blijft – wie wordt de nieuwe Mark Rutte van PINT? Van Jeroen Carol-Visser kun je veel zeggen, zoals dat hij best eens naar de kapper zou mogen en dat het gekoketteer met badeendjes toch wat benauwt maar niet dat hij zich niet ten volle heeft ingezet voor de vereniging. Sterker nog, persoonlijk vind ik het een mirakel dat zijn vrouw hem niet allang bij kop en kont heeft gepakt en met een grote boog op de goed gevulde huiselijke composthoop heeft gesmeten.

Het maakt niet uit waar een bierfestival wordt georganiseerd: Jeroen is er bij en heeft de hele tijd aandacht voor iedereen die iets wil vragen, delen of anderszins iets van hem moet. Een mailtje verstuurd, midden in de nacht? Je moet niet raar opkijken als JCV per ommegaande reageert. Laat iemand een tweet over PINT, bier of iets daar tussenin? Er is nog niet op ‘send’ gedrukt of @Pint_Pakt heeft al inhoudelijk gereageerd. Op zijn vouwfiets de trein uit stuiterend op weg naar een vergadering in Willekeurigwaardanook, onderwijl een full-time baan en een gezin er op nahoudend en een vereniging leiden waarin mastodonten nog steeds op de tipjes van de sluier der vernieuwing liggen? Jeroen heeft er zijn hand niet voor omgedraaid en immer monter draait hij er ook nu nog niet de hand voor om. Daarbij heeft hij de vereniging meer dan 20% laten groeien. Ik geef het je te doen! En al die tijd vroegen de kinderen Carol-Visser: ‘Wie is toch die man die hier af en toe een biertje drinkt, mama? En wanneer mogen we weer in bad?’

Maar wat zouden wij, PINT leden, graag willen dat de nieuwe voorzitter najaagt? Als u het mij vraagt: niets meer of minder dan waarvoor PINT ooit werd opgericht. Het bevorderen van de biercultuur in Nederland. Desnoods in de breedste zin van het woord. Desnoods het opkomen voor de belangen van de Nederlandse bierconsument in de ruimst denkbare zin. Niets meer. Niets minder.

Waarover hopen wij dat hij – of, God verhoedde, zij – de mond houdt? Minimum bierprijzen, ben ik geneigd te zeggen, of het kansloze gemonkel ‘brouwer – brouwerijhuurder – etikettenplakker’. De consument wil variëteit en waar dat vandaan komt is van secundair belang. Natuurlijk moet ‘er in zitten wat er op staat’ maar of je eigenaar van de ketel bent of niet, boeien. Zolang je maar baas in eigen kuip bent! En wat dat betreft: leuk hoor, bierbrouwwedstrijden voor hobbybrouwers sponsoren die daarna hun recept door Brand moeten laten commercialiseren. PINT organiseert, faciliteert en verzint, in Zoeterwoude rinkelt vervolgens de kassa en de volgende 364 dagen van het jaar is het daar business as usual. De Nederlandse biercultuur, laat staan de consument, is er iets mee opgeschoten.

Maar goed. Eerst maar eens zien of er iemand te vinden is die belangeloos zijn, of als het echt niet anders kan haar, tijd voor de – onze! – vereniging wil geven. Die niet bevreesd is om de kadavers met stoffen tas definitief van het podium te schuiven. Die snapt dat het bevorderen van de Nederlandse biercultuur best hand in hand met commercie kan gaan maar dat je wel altijd je vingers moet natellen. Ik ga op zoek naar een nieuwe openingszin en mis Jeroen nu al.

De Pintpakker, column 8 - april 2013

Het zijn treurige tijden waarin we elkaar weerzien, beste biervrienden. We hebben nog steeds dezelfde voorzitter, vrouwen bemoeien zich meer en meer met bier en alsof dat nog niet erg genoeg is hebben we alweer bijna een Koning.

Die koning, daar heb ik zo’n moeite nog niet mee. Alles beter dan een President – ook al heeft Obama een brouwerij laten bouwen in het Witte Huis en is er onder zijn bewind meer goeds dan kwaads voor de brouwende gemeenschap der Amerikanen gedaan – want waar een volk kiezen kan, heeft het eerst en vooral de gewoonte de verkeerde keuze te maken. Pint gaat natuurlijk over bier en bier alleen, maar kijk naar de Poetins, Berlusconis en Chavez’en van deze wereld en knijp je handen nog maar eens dicht met het – ons - Huis van Oranje.

Overigens: onze koning draagt de bierwereld een warm hart toe, en waar vind je dat nog tegenwoordig. De eretitel Prins Pils droeg hij met verve en hij gaf daarmee meteen blijk van een aangeboren talent op het gebied van watermanagement. Zijn familie stond op goede voet met de belangrijkste brouwer van zijn tijd, Alfred Heineken. De Prins mocht zelfs ‘Freddy’ zeggen en bovendien gebruik maken van diens in het geheim opgetrokken pieds a terre aan het hoofdstedelijke Weteringcircuit. Wij maar denken dat daar de Raad van Bestuur op lastige kwesties zat te zwoegen – niets was minder waar, het zijn eerst en vooral percelen alwaar men voost en vuigt, dingen doet die het daglicht niet verdragen kunnen (of bij daglicht half zo leuk niet zijn) en zich in het algemeen onledig houdt met ontspanning in de breedste zin van het woord. Het is dat Oom Silvio het met zijn Bunga-bunga partijtjes een graadje erger weet te maken, anders hadden we er allang een einde aan gemaakt. Weer een punt voor het – ons – koningshuis!

Hartverwarmend is ook de steun die vanuit brouwend Nederland aan het – ons – Koningshuis gegeven wordt. Als paddenstoelen in een natte herfst, zo schoten de bieren op die links of rechts aan het heuglijke feit zijn gewijd. Koningsbier, Kroningsbier, Abdicatiebier, Revolutiebier, Republieksbier, Beabier. Wat zal onze Jeroen Carol-Visser de smoor in hebben: heeft hij net ‘Kuitbier’ tot Nationale Biertrots verklaard, vliegen de Oranje gezinde (en op Oranje terende) bieren hem – en ons – om de koningsgezinde oren. Het is dat alle brouwers achter deze bieren eerst en vooral een patriottistisch statement willen maken, anders zou je ze nog gaan verdenken van ordinaire geldzucht. Maar zeker gezien het feit dat de Nederlandse bierkoningin Fiona de Lange haar naam verbonden heeft aan Royaal bier kunnen we er rustig van uit gaan dat al deze initiatieven alleen maar bedoeld zijn om een schuimend huldeblijk aan het  - ons – koningshuis te brengen en onze borst te doen zwellen van Trots op het vaderland en wat dat wel niet brouwend vermag.

Hinderlijk op de achtergrond zijn daar dan gemene geruchten. Je zal het altijd zien, hebben we als land wat te vieren, komen er jaloerse roddeltantes de sfeer versjteren. Zo zou Máxima sterk overwegen om de Hollandse couturiers zich in hun eigen sop te laten gaarkoken en in Bavaria Babe dress naar de Dam te komen. Ergens juich ik dat toe. Zeker als WA zich dan zou hullen in zijn, door de jaren heen opgebouwde, collectie Heineken WK attributen. Met Leeuwenhose, Jagershoed en Roeptoeter moet dat een knallend effect geven.


Alle gekheid op een stokje: ik zie uit naar Koningsdag, onze nieuwe Nationale feestdag. Tijdens de eveneens aanstaande Week van het Nederlandse Bier kunnen dan trots proosten op al het moois dat ons bierlandje te bieden heeft, de Koning incluis!

De Pintpakker, column 7 - februari 2013

Het zijn treurige tijden waarin we elkaar weerzien, beste biervrienden. We hebben nog steeds dezelfde voorzitter, vrouwen bemoeien zich meer en meer met bier en alsof dat nog niet erg genoeg is gaat de eerste Nederlandse speciaalbier brouwerij failliet.

Tussen het moment dat ik deze column schrijf en dat u deze leest zit meer dan een maand, dus de situatie is in elk geval anders. Beter betwijfel ik; sterker nog, ik weet nu helemaal nog niet wat beter zal blijken te zijn. Terug naar de feiten van 13 januari: de geruchten dat Bierbrouwerij Christoffel failliet gaat worden met het uur sterker. De berichten zijn nog terughoudend maar ‘de aandeelhouders zien er in de huidige omstandigheden geen brood meer in en willen eigenlijk alleen met de merknaam verder’. Er worden tranen gelaten voor de medewerkers. Er wordt gehuild voor Joyce en Steven, die de brouwerij al vele jaren leiden. Als er al een beschuldigende vinger wordt uitgestoken, dan wijst deze nu weifelend richting de aandeelhouders. Dat is meestal de eerste reactie, want is het Kapitaal niet de schuld van Alles?

Vinden wij van Pint de geur van geld niet de ergste off-flavor in ons bier?

Iets voor een ieder om zelf maar eens over na te denken. Voor mij is de vraag eerst en vooral: hoe bestaat het dat in een tijd waarin speciaalbier op alle fronten wint een bekende brouwerij plotsklaps failliet gaat? Bierbrouwerij Christoffel is niet de oudste Nederlandse speciaalbierbrouwerij, maar behoort wel tot wat je gerust de Neue Holländische Bierwelle mag noemen. De roerige jaren tachtig brachten ons op dat front genoeg moois en veel daarvan bestaat nog – eigenaren kwamen en gingen, doorstarten werden gemaakt – eigenlijk een beste prestatie, dertig jaar Geduld. De consumptie van speciaalbier – ja, ik blijf dat zo noemen ja – is in die tijd verveelvoudigd en Nederland heeft nu meer dan 130 brouwerijen. En dan toch plots op omvallen komen te staan?

Leo Brand is de brouwerij ooit begonnen uit frustratie: hij kon het bier dat hij het liefst dronk nergens meer kopen. In grote lijnen hebben Joyce en Steven vanuit diezelfde gedachte de brouwerij voortgezet – onder een rijke verscheidenheid van geldschieters en eigenaren, overigens. Geen van hen heeft er een winstgevende onderneming van kunnen maken terwijl de speciaalbierconsument staat te dringen om geld uit te geven. De markt heeft dan toch wel duidelijk gesproken, dunkt mij. Of stinkt de markt vreselijk uit de mond?

De Pintpakker, column 6 - december 2012

Het zijn treurige tijden waarin we elkaar weerzien, beste biervrienden. We hebben nog steeds dezelfde voorzitter, vrouwen bemoeien zich meer en meer met bier en alsof dat nog niet erg genoeg is worden er meer internationale bierprijzen uitgereikt dan ooit – maar nauwelijks aan Nederlandse brouwerijen.

Als aanvulling op de bestaande bierwedstrijden wereldwijd vond België het zelf ook tijd worden er een te organiseren. Brussels Beer Challenge werd het genoemd en het moet zich een plaats verwerven tussen de aansprekende wedstrijden ter wereld. Op deze wedstrijden wordt door bijna professionele proevers het beste bier in een bepaalde stijl gelauwerd – niet het lekkerste natuurlijk, maar het best naar de regels gebrouwen. De koekenbakkers die Het Lekkerste Bockbier organiseren snappen er niets van. Het lekkerste is zo subjectief, daar heeft niemand iets aan. ‘Het lekkerste bockbier’ is als titel net zo waardevol als ‘Het zoetste suiker’ of ‘De lekkerst Lopende Schoen’. Dat het ‘best naar stijl gebrouwen’ als wedstrijd veel interessanter is, bewijst de overweldigende aandacht die Het Beste Bockbier van ons eigen Bockbierfestival in de pers en daarbuiten krijgt. Toch?

Maar terug naar waar het om gaat. In Brussel raapten Amerikaanse (45) en Belgische (42)  bieren de meeste medailles op. Nederland kreeg een gouden en twee zilveren medailles – en een eervolle vermelding. Geweldig natuurlijk, Brouwerij Rodenburg wint goud en een oorkonde, Duits&Lauret en Brouwerij ’t IJ halen zilver. Op de European Beerstar, een week later, kreeg Nederland nul medailles.

Nul. Medailles.

Brouwen wij dan zulk slecht bier?

Nee – Nederlandse brouwers zijn angsthazen die zich vrijwel nooit inschrijven voor bierwedstrijden. Onder het typische VOC-motto ‘wie meedoet kan verliezen’ verkiezen zij hun bier eenvoudigweg niet in te zenden – dan kunnen ze ook niet verliezen! Enkele dappere brouwers daargelaten – Jopen, SNAB, De Molen – speelt men hier op safe.  De Molen overigens niet meer, nadat de Nederlandse juryleden vakkundig en stijlvol broedermoord pleegden op het GBBF in 2005. Eeuwig zonde dat de meerderheid van brouwend Nederland te benauwd is om zijn bieren naar een wedstrijd te sturen – of zouden we te zuinig zijn?

Ik denk het niet. Getuige de grote hoeveelheid Rode Fleecejacks in de Beurs van Berlage was iemand overtuigd even een gouden plak te komen ophalen. Met hun linkerhand in de broekzak en een glas in de andere stonden ze daar te burlen. Tot na de prijs voor Gulpener. De plotse lege plek in de Beurszaal vulde zich al snel met bierliefhebbers.

De Pintpakker, column 5 - augustus 2012

Het zijn treurige tijden waarin we elkaar weerzien, beste biervrienden. We hebben nog steeds dezelfde voorzitter, vrouwen bemoeien zich meer en meer met bier en alsof dat nog niet erg genoeg is bemoeit PINT zich tegenwoordig met de vrije markt.

PINT, de zelfbenoemde ‘onafhankelijke vertegenwoordiger van de Nederlandse bierconsument’, wil een einde maken aan het stunten met bierprijzen door supermarkten. Persbericht: ‘Bier is een kwaliteitsproduct en mag niet langer als lokmiddel worden gebruikt. Daartoe roept PINT de politiek in Nederland op om een wettelijke minimumverkoopprijs op bier in te voeren.’

Nou, hoera. De accijns gaat omhoog en PINT wil graag dat de Nederlandse bierconsument nog meer betaalt voor bier. Niet alleen voor pils (het bier waarmee supermarkten meestal stunten) maar voor al het bier. Daar zit wat in: neem Palm, dat nog spéciale heet, maar qua prijspositionering pils imiteert. Sterker nog: qua smaak bezien is het Grafenwalder met kleurstof. En bijna voortdurend in de ramsj. De marketing van Palm snapt het: ‘voor een dubbeltje op de eerste rang: dat is Bourgondisch genieten volgens Ollanders!’ Onze Voorzitter snapt het niet.

‘Een neveneffect van het stunten met bierprijzen is dat het "binge drinking" en comazuipen door jongeren makkelijker maakt, want het is immers goedkoop.’ Daar, dat heeft onze Voorzitter even raak gezegd. Maar wat heeft hij het mis! De mythe dat goedkope genotsmiddelen misbruik in de hand werken geldt blijkbaar alleen voor drank. Voor heroïne en coke gold lang dat ze illegaal, en dus duur, waren – ze zijn nog steeds illegaal maar een stuk betaalbaarder en dus is er minder misbruik. Kijk naar cannabis, zelfde liedje. Drank in het algemeen, en bier in het bijzonder, duurder maken zal het alleen maar aantrekkelijker maken en dus zal misbruik alleen maar toenemen: de stoerheidsfactor is recht evenredig aan de prijs. En dat allemaal dankzij PINT!

De allergrootste gotspe is evenwel de quote: ‘bier is een kwaliteitsproduct en mag niet langer als lokmiddel worden gebruikt’. Lees het nog eens: het staat er echt, je mag geen kwaliteitsproducten als lokmiddel gebruiken. Kwaliteitsproducten moeten relatief onbetaalbaar zijn, en voorbehouden blijven aan de bierelite. Alle bierconsumenten zijn gelijk, maar sommigen zijn gelijker dan anderen.

Waar maak ik mij druk over. In een bierlandschap waar geen Madeliefjes mogen bloeien, wat zal ik mij opwinden over de bierprijs. Het zijn treurige tijden waarin we elkaar weerzien, beste biervrienden. Intens treurige tijden. Maar ooit wordt het weer mooi.

De Pintpakker, column 4 - april 2012

Het zijn treurige tijden waarin we elkaar weerzien, beste biervrienden. We hebben nog steeds dezelfde voorzitter, vrouwen bemoeien zich meer en meer met bier en alsof dat nog niet erg genoeg is komt er een week aan, opgedragen aan het Nederlandse bier.

Maar eerst de Nederlandse Brettanomyces dagen die onlangs in Amsterdam plaatsgrepen. Eerst vond ik dat idee helemaal niet geestig omdat de meeste Nederlandse brouwers nu eenmaal altijd Brett in hun bier hebben, maar het bleek dat ze BEWUST met Brett moesten brouwen. Het geheel der bieren ademde al met al de lucht van Bartje’s bruune boon’n op locatie, dus met ‘heel veel stal, oud leer en vochtig stro’ – de Stoffen Tasjes stegen bijna op van gelukzaligheid en knepen nog eens verlekkerd in elkaar. Een prijzenswaardig initiatief, bij dezen nomineer ik het voor de Henri Reuchlin Award. En dan waren dit nog maar twee dagen – er hangt ons een hele week Nederlands bier boven het hoofd.

Moet ik u nog uitleggen waarom ik ongelukkig word van een Week van het Nederlandse Bier? Over het algemeen zijn Nederlandse brouwers helden. Wij brouwen 's werelds beste pilseners en zijn de enige natie met fatsoenlijk bokbier. Verder moeten we het doen met hoogdravende zeloten die allemaal denken God zelf te zijn en die, geen een uitgezonderd, minimaal eens in hun leven een brouwsel met hun lul drooghoppen, gewoon, omdat het kan.

Maar een Week van het goede Nederlandse pils zal het wel niet worden, ook al heeft Pint haar Duivelspact met Brand net ten volle geconsumeerd. Daar waken de Stoffen Tasjes wel voor: dat wordt weer goedbedoelde aanslagen op de smaak doorstaan met een glimlach alla Máxima op bezoek bij de Jostiband, de muzikale Bokbierfestival vrijwilligers. Dat wordt weer het zoveelste blondje, dubbeltje of mierzoete trippeltje bewonderend toeknikken alsof het de eerste van je leven is. Dat wordt weer het zoveelste 'spontaan' gebrouwen bier met een knipoog naar Amerika, wat er meestal op neerkomt dat er zoveel hop in gegooid is dat zelfs onze voorzitter er slaap van krijgt. Dat wordt weer een bier met een revolutionair kruidenmelange (omdat alle andere kunstgrepen reeds geprobeerd waren en faalden) dat je nog een halve dag gal laat opgeven.

Maar misschien overdrijf ik wat. Wie weet wordt het een fantastische week. Ik heb in ieder geval net geboekt naar Torremolinos, waar stoffen tasjes even schaars zijn als een slimme Britt.

De Pintpakker, column 3 - februari 2012

Het zijn treurige tijden waarin wij elkaar weerzien, beste Biervrienden. Vrouwen bemoeien zich tegenwoordig met bier en we hebben nog steeds dezelfde voorzitter. Alsof dat nog niet erg genoeg is kun je geen café binnenlopen zonder het risico te lopen als lepralijder te worden behandeld – vooropgesteld dat het personeel je binnenkomst opmerkt, natuurlijk.

Pareltjes zijn er zat in de Nederlandse HORECA. Het simpele feit dat wij hier aan refereren als ‘pareltjes’ zegt al genoeg: het klantvriendelijke vakmanschap dat we daar aantreffen zou de norm moeten zijn en niet de uitschieter. Duizenden zaken lijken zich echter louter van de portemonnee van de eigenaar bewust: alles is geautomatiseerd opdat er niets ‘mis’ kan gaan. Het liefst zou men je bij binnenkomst zo’n geel oorlabel aanmeten dat scanbaar en gekoppeld is aan je bankrekening: de bestelde goederen worden direct afgeschreven en of de bestelling juist en deugdelijk wordt afgeleverd doet minder ter zake.

Op allerhande zaken is bezuinigd, allerhande zaken zijn door een efficiencyslag getroffen. De gruwelijke combinatie hiervan zien we bij het personeel. Dat is het liefst zo jong dat ze niets kosten en geen alcohol mogen gebruiken. Horecaondernemers lijken een voorkeur te hebben voor sociaalautisten: die blijven minder lang aan tafel kletsen. Bij de meesten lijkt een kritische ondergrens doorbroken op IQ gebied: een paar punten erbij en ze hadden wél vakken mogen vullen in de buurtsuper. Helemaal gek zijn horecaondernemers niet: zij werven uiterst toonbare medewerkers in de bediening aan. En aangezien de hormonen door hun lijven gieren zitten ze vervolgens, bij de koffiemachine en het tosti-ijzer, vooral aan elkaar in plaats van zich voor de dikbetalende klant in te zetten. Slechts hun leeftijd en toonbaarheid doen hen verschillen van de vrijwilligers van het Pint Bockbierfestival, nu ik er nog eens even over nadenk.

Wanneer gaan we hier als Pint nu eens iets aan doen? Leuk hoor, zo’n StiBon – benieuwd overigens waarmee Henri Reuchlin over twee jaar de Gouden Pint wint – maar dat is toch een cursus van geeks, voor geeks, door geeks. Geen caféhouder die er aan begint: die slaat Lodewijk van der Grinten nog eens op schouders en steekt straks de meeropbrengst in eigen zak. Investeren in (beter) personeel, ho maar.

Ik roep wederom op tot louter thuisdrinken en het oprichten van speciaalbierketen. Geen belediging door horecapersoneel meer. Leer je vrouw dat bierglazen en zeepsop niet samengaan: als ze zich verder koest houdt zit je gebeiteld.

De Pintpakker, column 2 - oktober 2011 (ongecensureerd)

Het zijn treurige tijden waarin wij elkaar weerzien, beste Biervrienden. Vrouwen bemoeien zich tegenwoordig met bier en één of andere blaaskaak, een middenstander bovendien, voorspelt ons het einde van het Belgisch bier en hemelt de Nederlandse biercultuur op. Alsof dat nog niet erg genoeg is dreigen allerlei brouwerijen hun prijzen te verhogen vanwege stijgende grondstofprijzen.

Over dat laatste wind ik mij op. Elk jaar is het raak: er ‘mislukken hopoogsten’, de industrie ‘heeft fabrieken voor flesjes gesloten’ of de kartonproducenten ‘hebben hun prijzen drastisch verhoogd’. De brouwers buitelen over elkaar heen om te vertellen dat het ‘onmogelijk vermijdbaar is de stijgende grondstofprijzen aan de consument door te berekenen’. Vrijwel identieke prijsverhogingen worden vervolgens, met keurige tussenpozen om elke suggestie van kartelvorming te vermijden, over ons uitgestort. Dit jaar zijn ‘rampzalige graanoogsten’ het konijn dat uit de brouwershoed wordt getoverd.

Als we maar niet denken dat brouwers de prijzen verhogen om hun winst op te krikken. Volgens de CEO van Heineken, Jean-François van Boxmeer, was 2009 ‘een zwaar jaar met de moeilijkste marktomstandigheden ooit’. Desalniettemin maakte Heineken een flinke winst: 1,05 miljard euro, 18% meer dan in 2008. Een jaar later klom de nettowinst naar 1,436 miljard euro, een plus van 41,1%. In de eerste helft van 2011 verdiende Heineken 694 miljoen euro, tegen 626 miljoen een jaar eerder. Het is bij collega bierfabrieken niet anders.

Ik misgun Charlene de Carvalho-Heineken niets, maar mij zijn ze kwijt. Het is ‘onmogelijk vermijdbaar de stijgende grondstofprijzen aan de consument door te berekenen’.
+18%.
+41.1%
+10.1%
Meer dan 1 miljard euro winst.
Doei.

Dan de Nederlandse biercultuur. ‘Belgisch bier geen Koning meer’, kopt Het Parool. Een gedeserteerde Belgische middenstander trapt eens fijn na, gesteund door Snaterende Peter Kwaakkwaak. (Apart genoeg roert Mevrouw Webkwebbel zich ook, en verdedigt de ingeslapen Belgische biercultuur - ze zou er toch niet op de loonlijst staan?). De vroegere frieteter meldt trots dat het aantal Nederlandse brouwerijen de afgelopen jaren fors groeide tot wel 120. En in plaats van naar België te kijken halen ze inspiratie uit Amerika. Dat is de Nederlandse Biercultuur!
De Nederlandse biercultuur bestaat dus uit gauwdieven en struikrovers enerzijds en zielloze kopieermachines anderzijds. Hiep hiep hoera, eens zien wie de Gouden Pint dit jaar gekregen heeft. En dan op naar de jaarlijkse marteling in de Beurs van Berlage, waar de ph waarde nooit onder controle lijkt te komen. Zouden ze dit jaar bij de deur stevig touw en scheermesjes uitdelen? Ik mag het hopen.


De Pintpakker, column 1 - augustus 2011

Het zijn treurige tijden waarin wij elkaar weerzien, beste Biervrienden. Vrouwen bemoeien zich tegenwoordig met bier en één of andere bolle blaaskaak verbiedt ons het woord speciaalbier te gebruiken. Alsof dat nog niet erg genoeg is betaalt de Horecaondernemer tweemaal de prijs voor pils als gangbaar in de supermarkt is.

Over dat laatste wind ik mij op. Het is natuurlijk geen geheim dat een beetje café een banklening wel kan vergeten omdat de meeste ondernemers van toeten nog blazen weten. De belangrijkste investering wordt niet gedaan (goed personeel) zodat je bestelling doorgaans opgenomen en foutief gebracht wordt door iemand die op de etiketteerafdeling van De Prael niet had misstaan. De eerste weekopbrengst wordt meteen in een protserige SUV omgezet, de BTW ‘vergeet’ men nogal eens af te dragen en de ‘baas’ verpoost tijdens openingstijden op het strand of aan de bar van een collega. Wel denkt hij louter in hectoliterkortingen en de inmiddels als bank opererende brouwerijen spelen hier listig op in door hun basisprijs dusdanig op te krikken dat een korting gemakkelijk te geven valt. De Horecaondernemer rookt deze sigaar uit eigen doos in een overwinningsroes op en aan het eind van het eerste kwartaal kijkt hij in een bodemloze put.

Het faillissement laat zich als een formaliteit afwikkelen. De brouwerij, die op de organen van de ondernemer na alles in onderpand heeft verkregen, vindt eenvoudig een volgend dolend schaap dat lachend naar de slachtbank wordt geleid.  Zodoende blijft de afzet van haar product gegarandeerd, want van vrije keuze in het te tappen pilsmerk is nu geen sprake meer. Een lik verf en nieuwe stoelen (de schoorsteen van de aan de brouwerij gelieerde interieurontwerper moet ook blijven roken), een nieuwe naam et voilà: een nieuw Horecadrama is geboren.

Om ervoor te zorgen dat de consument Het Merk niet vergeet (alle pilseners smaken per slot van rekening eender – hebben we hier maar één brouwerij ofzo?) dumpen de marketingafdelingen grote hoeveelheden kratten via de supermarkt in onze keukens. Tegen een spotprijs, want is het break-even punt eenmaal bereikt, dan is een brouwketel niets anders dan een geldpers waarmee ondernemend slachtvee wordt bekostigd.

Van banken hoeven we het ook niet te hebben, de Boekaniers van de 21ste eeuw. Komt in opstand! Drink uw pils enkel nog thuis en uw speciaalbier in de betere kroeg. Op deze manier krijgen we ze er wel onder, met een beter cafélandschap als uiteindelijk resultaat.